brandweerwagens

Tankautospuit en autospuit

 

Een tankautospuit heeft een ingebouwde pomp en een eigen watervoorraad van minimaal 1500 liter. Een autospuit is nagenoeg gelijk aan een tankautospuit, maar heeft dan geen tank of een tank met minder dan 1500 liter inhoud. Behalve een pomp heeft een (tank-)autospuit ook brandslangen en straalpijpen om de brand te bestrijden. De watertank wordt gebruikt bij de eerste aanval. Mocht dit onvoldoende zijn dan gaat men over op bijvoorbeeld de brandkraan of open water. Naast de pomp en brandslangen bevinden zich in een (tank)autospuit ook ademluchttoestellen en toebehoren, communicatiemiddelen zoals een mobilofoon of portofoon en gereedschappen om een gebouw binnen te gaan dat is afgesloten.

In het algemeen is er aan boord plaats voor een standaardploeg van zes man. Te weten: bevelvoerder, chauffeur/pompbediener, aanvalsploeg (2 man) en de waterploeg (2 man).

Over het algemeen wordt een (tank-)autospuit gezien als een basisvoertuig binnen de brandweer.

Behalve dat deze wagen is uitgerust voor brandbestrijding, heeft hij ook meestal gereedschappen voor technische hulpverlening bij zich, zoals een hydraulische spreider en schaar, om bijvoorbeeld slachtoffers uit een autowrak te bevrijden.

 

een autoladder heeft een uitschuifbare ladder waarmee mensen uit een hoog gebouw kunnen worden gehaald of brandweerlieden naar een hogere etage kunnen worden gebracht. Tegenwoordig is deze vaak uitgerust met een korf. Aan de korf kan men een brancarddrager monteren, zodat moeilijk te vervoeren patiƫnten, of patiƫnten die horizontaal vervoerd moeten worden uit moeilijk bereikbare plaatsen getransporteerd kunnen worden. Een hoogwerker kan dit ook en er zijn brandweerkorpsen die de beschikking over een hoogwerker hebben. De verzamelnaam voor autoladders en hoogwerkers is redvoertuigen.